ARBITRAGE-BEDING EN KORT GEDING

ARBITRAGE-BEDING EN KORT GEDING, GAAT DAT SAMEN?

Geschillenbeslechting vindt in beginsel plaats door de burgerlijke rechter. Partijen kunnen echter een alternatieve wijze van geschillenbeslechting overeenkomen, bijvoorbeeld door middel van arbitrage. Arbitrage moet tussen partijen worden overeengekomen. Vaak staat een dergelijke clausule in de algemene voorwaarden. Als er een arbitrageclausule is overeengekomen wordt de toegang tot de burgerlijke rechter vaak uitgesloten. Vaak wordt voor arbitrage gekozen als mogelijke geschillen een bijzondere vorm van expertise vereisen, denk daarbij bijvoorbeeld aan bouw gerelateerde zaken.
Als de toegang tot de burgerlijke rechter is uitgesloten kun je dan nog wel een kort geding bij de burgerlijke rechter aanhangig maken. Dit kan tot problemen gaan leiden. Tot 1 januari 2015 leverde dit vaak niet zo’n probleem op. Op grond van artikel 254 Rv kan iedereen zich tot de voorzieningenrechter wenden. In artikel 1051 lid Rv had de voorzieningenrechter de mogelijkheid om zich onbevoegd te verklaren als er arbitrage was overeengekomen, doch een verplichting was dit niet. In de praktijk leidde dit zelden tot een onbevoegd verklaring.
Per 1 januari 2015 is de regelgeving veranderd. Artikel 1051 Rv is afgeschaft. Thans geldt het volgende. In artikel 1022a Rv is bepaald dat een arbitrageovereenkomst een partij niet belet om zich tot de voorzieningenrechter te wenden. Op grond van artikel 1022c lid 1 Rv kan de gedaagde partij zich op het bestaan van de arbitrageovereenkomst beroepen. De voorzieningenrechter moet zich dan onbevoegd verklaren, tenzij de gevraagde voorziening niet of niet tijdige in arbitrage verkregen kan worden. Sinds 1 januari 2015 zal de burgerlijke rechter zich dus sneller onbevoegd moeten verklaren. De reden daarvan is dat de wetgever heeft betoogt dat in gevallen waarin partijen arbitrage zijn overeengekomen, de geschillenbeslechting ook zoveel mogelijk door arbitrage dient plaats te vinden.
Wat zijn de gevolgen van deze wijziging. Indien er een arbitrage-beding is overeengekomen, dient de partij die een kort geding aanhangig wil maken eerst te onderzoeken of de gevraagde voorziening door middel van arbitrage kan worden verkregen en op een redelijke termijn. Hoe kom je dit te weten? Door de verzoekende partij dient een memorie van eis bij de Raad van Arbitrage te worden ingediend. Bij dit verzoek dient aangegeven dat er een voorlopige voorziening wordt gevraagd. De Raad van Arbitrage gaat aan de hand van het verzoek beoordelen of het verzoek zich leent voor behandeling in een kort geding Arbitrage en zo ja binnen welke termijn de behandeling plaatsvindt. Pas na dit bericht van de Raad van Arbitrage weet de verzoekende partij of de weg naar de voorzieningenrechter openstaat. Indien de Raad geen kort geding toestaat of niet binnen een redelijke termijn op het verzoek kan gaan beslissen kan er dus een kort geding bij de kort geding rechter aanhangig worden gemaakt. De verzoeker heeft dan wel kostbare tijd en geld verloren.
Is vorenstaande te voorkomen? Uiteraard. De arbitrageclausule dient daarvoor anders te worden ingericht. Wij kunnen u daarbij helpen. Het is daarbij eveneens aan te bevelen om uw complete algemene voorwaarden te laten toetsen. Voldoen uw voorwaarden nog aan de huidige regelgeving of sluiten de voorwaarden nog wel aan bij uw bedrijfsactiviteiten en de risico’s die u loopt. Wilt u meer weten neem dan contact met ons op.


Terug naar nieuwsarchief